De leer van Confucius
Het Confucianisme is een oude Chinese levensbeschouwing die gebaseerd is op de leer van Confucius. Confucius, die van 551 tot 479 voor Chr. leefde, pretendeerde geenszins een profeet te zijn. Integendeel, hij was een diepzinnige filosoof die een nieuwe ethiek presenteerde. De leer van Confucius kan daarom beschouwd worden als een filosofisch systeem met ethische richtlijnen.
Sociale ethiek
Het Confucianisme behelst een ethische grondregel en een zestal deugden. De gouden regel is dat men een ander niet iets moet toewensen wat men zichzelf ook niet zou toewensen. Met andere woorden, men mag een ander geen kwaad berokkenen. De zes deugden omvatten
- Menselijkheid, waarbij medelijden een grote rol speelt
- Gehoorzaamheid en loyaliteit van een kind aan zijn of haar ouders
- Rechtvaardigheid, waarbij men dient te handelen in het belang van het grotere geheel
- Fatsoenlijk gedrag, om conflicten te vermijden en goede verstandhoudingen te creëren
- Trouw: men moet loyaal zijn aan het vaderland, maar ook aan de eigen familie
- Wederzijds respect, om de sociale omgang tussen mensen te reguleren
Deze zes ethische waarden laten duidelijk blijken dat de mens wordt gezien als een sociaal wezen die zijn sociale rol zo gedienstig mogelijk dient te vervullen. De (unieke) individualiteit van de mens wordt volledig buiten beschouwing gelaten.
De Confuciaanse staat
Het Confucianisme heeft grote invloed gehad op de Chinese cultuur. Zo heeft de zevende keizer van de Han-dynastie, die het land regeerde in de periode 140-87 voor Chr., China tot Confuciaanse staat benoemd. Dat betekende onder meer dat de Confuciaanse principes gerespecteerd dienden te worden, en dat kennisname van de klassieke Confuciaanse schrijvers verplicht werd gesteld.